Door Jan Schilder 'Vik"

Kees Zwarthoed, ‘Kees van de Jent’, als vermist opgegeven Indië

Kees Zwarthoed, ‘Kees van de Jent’, was een zoon van Kees Zwarthoed, die ook was bijgenaamd ‘Kees van de Jent’, en Grietje Mol. Hij werd geboren op 28 februari 1915 aan de Spoorbuurt, nu Stationsstraat 11. Kees was van jongs af aan altijd een stille, rustige jongen. Op school was hij een goede leerling met een brede interesse. Hij trok zich dan ook vaak op zijn kamer terug om van alles wat onder zijn ogen kwam te lezen. Na de lagere school verdiende hij de kost als visventer. Samen met zijn broer Sijmen had hij een Venterswijk in Purmerend, De Purmer, Kwadijk en Ilpendam. Tijdens de crisisjaren werden de verdiensten steeds minder, tot het uiteindelijk niet meer de moeite was, om nog op pad te gaan. Kees raakte werkeloos en tijdens een strenge winter las hij in een krant een advertentie om als militair lid te worden van het Koninklijk Nederlands Indonesisch Leger, het KNIL. Men kwam daar in loondienst en zelfs werd beloofd, dat na zes jaar trouwe dienst het salaris zou worden verdubbeld. Wat de familie nooit had verwacht: Kees zag het wel zitten om naar Indonesië te gaan. Op 27 december 1938 vertrok hij met het trammetje, uitgewuifd door familie en bekenden. Per schip werd hij naar Indonesië gebracht. In januari 1942 viel het Japanse leger Indonesië binnen. Japan was uit op de producten en rijkdommen van het land, en ook op mogelijke werkkrachten.

Het gezin van Kees Zwarthoed, ‘Kees van de Jent’ en Grietje Mol. De jongeman achteraan, in het midden, is hun zoon Kees Zwarthoed.

De soldaten van het Nederlandse bezettingsleger werden verbleven in de kazernes; alle andere Europese inwoners, waaronder veel Nederlanders, werden ondergebracht in interneringskampen, ook wel burgerkampen genoemd. Op een dag kwam een groepje Japanners naar de kazernes om te vragen naar vrijwilligers, die bereid waren om elders in het land werkzaamheden te verrichten. De nieuwe bestemming en de verdiensten werden daarbij heel mooi voorgespiegeld. Het dienstmaatje van Kees, een Zeeuw, die naast hem zat, porde hem aan en waarschuwde: ‘Kees, doe het niet, trap er niet in’. Maar Kees deed het toch. Alle vrijwilligers die zich hadden aangemeld werden met een schip naar hun nieuwe bestemming gebracht. Waarvoor zij nou eigenlijk waren geronseld, bleef onbekend; misschien wel voor de aanleg van de beruchte Birma-spoorlijn of voor arbeid op een ander Indonesisch eiland, men weet het niet. In ieder geval is na het vertrek van Kees Zwarthoed uit het Jappenkamp nooit meer iets van hem vernomen. Mogelijk is hij, net als zoveel anderen, al tijdens de reis de hongerdood gestorven en gelijk overboord gezet; of hij heeft nog land bereikt, enige tijd voor de Japanners gewerkt, en na geleden ontberingen gestorven en op een onbekende plaats begraven. Voor de vorm kreeg hij een kruisje op één van de erebegraafplaatsen in de Indonesische Archipel.
Het duurde lange tijd voordat de familie op de hoogte werd gebracht van de vermissing van hun zoon en broer Kees. De in Volendam wel bekende Frans Bergen, die toen tramconducteur was, kreeg een brief mee vanaf het station in Amsterdam. Of hij die even mee wilde nemen en afgeven op Stationsstraat nummer 11. Het was de kille mededeling van het Ministerie van Oorlog, dat Kees Zwarthoed was overleden. Verder werd nooit meer iets gehoord. Vele jaren later zagen ze in de Stationsstraat een manspersoon heen en weer lopen, die iets leek te zoeken. Ten slotte belde hij aan bij de familie Zwarthoed. De man bleek het oude Zeeuwse maatje van Kees te zijn. Dankzij deze man kreeg de familie eindelijk het relaas te horen van de belevenissen van hun zoon Kees en hoe hij mogelijk aan zijn einde is gekomen. Op het bidprentje van Kees staat als overlijdensdatum 10 maart 1945 aangegeven.