Deze foto van een elftal jongens, gekleed in Volendammer klederdracht, verscheen in het voormalige tijdschrift de ‘Katholieke Illustratie’ in de editie van 19 juni 1920. Het was heel kort na de officiele oprichtingsdatum van 1 juni 1920 van de voetbalvereniging in Volendam en de eerste keer dat melding werd gemaakt van het bestaan van een heuse voetbalclub ‘Victoria’ uit Volendam. Later zouden meer publicaties volgen, wat logisch is in dit katholiek-chauvinistische weekblad ‘Illustratie’
Dit was echter niet het eerste elftal dat onder de naam ‘Victoria’ de competitie- wedstrijden speelde. De opname van deze foto dateert namelijk van januari 1918 en het betreft een buurtclub. Daar waren er meer van in Volendam en zij speelden zo nu en dan onderlinge wedstrijden tegen elkaar, vooral in het voorjaar en de zomer. Op verschillende plaatsen in het dorp werd door de jeugd al driftig gevoetbald op zogenaamde ‘trapveldjes’. Iedere buurt had zo’n beetje zijn eigen veldje, niet altijd tot genoegen van de eigenaar!
Aan het Gouwtje was zo’n veldje, waar bakker van Baar woonde. Daar speelde een groep jongens, die zich ‘Klein Maar Dapper’ noemde, afgekort K.M.D. Bruin Schilder, ‘Bruintje Peeuw’, oprichter en voormalig hoofdredacteur van het plaatselijk weekblad Nivo, was daarvan zo’n beetje de leider en aanvoerder. Bij de Kloosterbuurt was zo’n veldje, er was er eentje tussen de Giekstraat en de Gaffelstraat en op een nog braakliggend terrein tussen de Rokersgracht en de Aalstraat, waar ook enkele goede spelers zaten, was een redelijk geschikt veld.
En dan eentje in De Meer, achter de begraafplaats van de Sint Vincentiuskerk, waar de vriendenploeg en buurtclub ‘Victoria’ speelde. Het Doolhof, de Kloosterbuurt en De Meer, zeer kinderrijke buurten, waren in die tijd de leveranciers van de spelers.
Vooraan in het midden van de foto zien we Hein Pelk, de vroegere bakker van de Vissersstraat met een bal in zijn handen, die lijkt op een echte leren voetbal. Dan zou het de bal kunnen zijn, die zijn broer Gerrit kort daarvoor had gewonnen tijdens een hardfietswedstrijd in de buurt van Haarlem. De komst van die bal moet de aanstoot hebben gegeven tot de oprichting in juni 1920 van de eerste Volendamse voetbalvereniging. Ze gingen spelen onder de naam ‘Victoria’ en de clubkleuren waren: een in zwart en grijs verticaal gestreept shirt, een zwarte broek en zwarte kousen.
Waar vond de pas opgerichte voetbalclub een geschikt speelveld, met de juiste afmetingen, waarop officiële wedstrijden gespeeld konden worden. En, belangrijk: wat geen geld kostte? Als het wat langer had geregend, veranderden de veldjes in moerassen, die dagen, soms weken achtereen niet bespeelbaar waren.
Het eerste voetbalveld waarvoor werd gekozen was een nog braakliggend terrein tussen de Rokergracht en de Aalstraat, ofwel tussen de voormalige rokerij van Jan Tuijp, ‘Jan van Japie’ en de Protestante Kerk. Het was toentertijd weliswaar wat lastig om er te komen, maar het had de juiste afmetingen en eromheen was ruimte voor publiek, een kleedhok, enzovoort. En het kostte niets !
In de eerste twee jaren van het bestaan werden bij wijze van voorbereiding op de echte competitie alleen nog oefenwedstrijden gespeeld tegen clubs uit de buurt. In Edam bestond E.V.C. al, Ilpendam had een ploeg en zo waren er nog een aantal. Het bleek echter, dat dit veld veel te nat en te drassig was. Hier lag kleigrond, slecht waterdoorlatend, waarop na een regenbui heel lang plassen bleven staan. Na de kleinste regenbui was het veld onbespeelbaar en het gebeurde veel te regelmatig, dat wedstrijden niet door konden gaan. Na twee jaar werd dit veld door de Waterlandse Bond afgekeurd.
Uit de tijd dat gespeeld werd op het veld bij de Rokersgracht stamt nog deze anecdote. In de eerste jaren van de voetbalclub werden nog geen entreegelden geheven. Het publiek mocht gratis kijken. Men stond gewoonlijk rond het veld, maar voor een beter zicht op het spel keek men ook vanuit de bovenramen. Er waren in die eerste jaren in de huizen nog geen w.c.’s, zoals wij die kennen. Op de achter-straat stond een ‘gemak’, een hokje, waarin een getimmerde bak stond met een emmer op de grond; erover lag een plank met een gat erin. Verdere uitleg over het gebruik is denk ik niet nodig.
Wanneer bezoekende familieleden tijdens een wedstrijd ‘even moesten’, gingen zij niet naar ‘het gemak’, thuis op hun eigen achterstraat, maar deden dat op die van de gastheer en gastvrouw. De emmer werd slechts eenmaal per week opgehaald en met al die grote gezinnen en nog een aantal gastplassers was de emmer gauw vol. Na een wedstrijd, liefst ‘s avonds in het donker, werd deze geleegd in de sloot achter het doel. Met een zwier werd de emmer leeggekieperd. Het gebeurde dan meerdere keren, dat de zwaai te ruim genomen was, waardoor de inhoud in het doel en op het veld terecht kwam.
De toenmalige secretaris Niek de Wit schreef een brief aan de burgemeester met het verzoek, om tegen deze vorm van voetbalvandalisme streng op te treden. Daarop verschenen de politie-agenten Kuenen en Hoekstra voortaan tijdens en na de thuiswedstrijden om een oogje in het zeil te houden. Binnen korte tijd was deze vorm van vandalisme afgelopen: er kwamen geen klachten meer.
Intussen moest worden omgezien naar een ander veld en kwam het land van Siem Buijs ‘de Mereboer’ in beeld, dat liep vanaf zijn boerderij, nu het appartementen- complex Parkzicht, tot achter de Sint Vincentiuskerk. Aanvankelijk lag het veld iets meer richting de Schippersgracht en Julianaweg. Er moest wat worden geschoven, tot ze kwamen aan een veld juist achter de begraafplaats van de kerk, waar nu nog het parkje in De Meer ligt. Het lag tussen de verhoogde Vissersstraat (oorspronkelijk een dijk langs de voormalige ‘Volendammer Meer’) en de achterzijde van de huizen aan de Giekstraat. De achterstraten daarvan grensden aan het veld. Dat kwam de bewoners goed uit en meestal kwamen daar ook familieleden en kennissen om de wedstrijden te bekijken. Aan de overkant aan de Vissersstraat had je ook een goed zicht. Anderen moesten entreegeld betalen. Er kwam een officiële ingang bij de Conijnstraat en later ook eentje in de Zeilstraat.
Overigens moet worden verteld, dat officiële straatnamen nog niet bestonden; wel waren er voor de straten volksnamen. De straatnamen werden pas in 1937 officieel.
Het veld werd voor 40 gulden per maand gehuurd van Siem Buijs, ‘De Mereboer’ en eens in de zoveel tijd moest afgerekend worden. Het benodigde geld was er niet altijd. Als er niet op tijd betaald werd sloot de eigenaar het toegangshek met een zware ketting en werd er niet gevoetbald. Over de status van het veld: het was gewoon een stuk weiland, hobbel- de-bobbel-ongelijk en met hoog gras, waar door de week de koeien of ander vee liepen te grazen. Als er ‘s zondags een wedstrijd was, moesten de koeien tijdelijk worden verweid, het veld in orde gebracht, lijnen getrokken, netten in de doelen vastgemaakt, zodat ‘s middags gespeeld kon worden.
Op hevig aandringen van de geestelijkheid van de Sint Vincentiuskerk werd bij gelegenheid van de verhuizing naar het nieuwe veld in De Meer overgestapt naar de Katholieke Bond. Daarin moest toen in de laagste klasse worden begonnen. Omdat in krantenverslagen steeds werd geschreven over ‘Volendam’ is men die naam toen ook officieel gaan gebruiken. En enkele jaren later is men ook andere clubkleuren gaan dragen; het werden voortaan: een oranje shirt en een zwarte broek en dat is het nu nog steeds.
Het nieuwe veld in De Meer, achter de kerk, werd officieel geopend op 25 maart 1923, met een wedstrijd tegen een sterke, aansprekende tegenstander. Het luidde een periode in van grote successen. Onder de bezielende leiding van de joodse trainer Eddy Hamel behaalde de club al na 12 jaar, in 1935, het landskampioenschap van de Katholieke Bond ! Die prestatie werd nog een keer herhaald in 1938. De Tweede Wereldoorlog onderbrak deze geweldige succesreeks.